­

Algemene bepalingen.

Artikel 1.

Verplichtingen van het bestuur.

1.1. Het bestuur draagt zorg dat:

  1. De aspirant-leden de nodige basisinstructies ontvangen.
  2. De gewone leden in de gelegenheid worden gesteld zich verder te bekwamen.

1.2. In ieder geval mogen:

  1. Aspirant-leden slechts schieten onder de onmiddellijke leiding van een instructeur.

1.3. Van het in lid 1 onder a en lid 2 onder a bepaalde kan het bestuur ontheffing verlenen, voorzover het aspirant-lid reeds over de vereiste basiskennis en ‑vaardigheid beschikt.

Verplichtingen van de leden.

1.4. De leden zijn verplicht regelmatig aan de oefeningen en aan wedstrijden deel te nemen, voorzover het bestuur hun dat voorschrijft.
1.5. De leden nemen bij de oefeningen en wedstrijden de daarvoor geldende regels en gebruiken, en met name de veiligheidsregels, strikt in acht.

Deelneming door aspirant-leden en introducés.

1.6. Het bestuur onderwerpt de aspirant-leden en introducés ten aanzien van de oefeningen en wedstrijden zoveel mogelijk aan de voor de gewone leden geldende regels en gebruiken, met dien verst/ande dat het kan verlangen dat zij minimaal 2x in de 14 dagen verplicht zijn aan de oefeningen deel te nemen, behoudens wettige verhindering.

Artikel 2 – Aspirant-leden en introducés.

Aspirant-leden zijn zij die een verzoek om toetreding als gewoon lid hebben gedaan en op wier verzoek nog niet is beslist bij besluit waartegen geen beroep openstaat of meer openstaat.

Artikel 3 – Toelatingsprocedure.

3.1. De toelating als gewoon of als aspirant-lid wordt verzocht door de indiening van een door de vereniging beschikbaar gesteld en door de aanvrager ingevuld en ondertekend formulier, in zoveel exemplaren als op het formulier is vermeld. Bij de indiening legt de aanvrager een vijftal goed gelijkende pasfoto's van hem over.
3.2. Tegelijk met de uitreiking van de aanmeldingsformulieren ontvangt de aanvrager een exemplaar van de reglementen van de vereniging, een instructielijst en een baanreglement.
3.3. Het bestuur is bevoegd de aanvrager de kosten in rekening te brengen.
3.4. Een exemplaar van de statuten kan aangevraagd worden tegen de kostprijs van €2,00 per exemplaar.
3.5. Van het verzoek om toelating wordt zo spoedig mogelijk een exem­plaar aan de leden ter inzage gegeven d.m.v. het gedurende 14 dagen aanbrengen op het prikbord.
3.6. De leden kunnen tegen de toelating bezwaar maken zolang het bestuur niet heeft beslist. De bezwaren moeten schriftelijk worden ingediend bij de ballotagecommissie. Op niet op deze wijze ken­baar gemaakte bezwaren wordt geen acht geslagen.
3.7. Niemand kan als gewoon lid tot de vereniging worden toegelaten indien niet:

  1. er tenminste 3 maanden zijn verstreken sinds zijn aanmelding voor het lidmaatschap.
  2. het bestuur op deugdelijke gronden de verwachting heeft dat het aspirant-lid over de nodige kennis en vaardigheid beschikt die voor een veilig gebruik van vuurwapens vereist zijn.
  3. er ten aanzien van het aspirant-lid niet van zodanige eigen­schappen, gedragingen of omstandigheden aan het bestuur is gebleken dat gebruik van wapens voor een ander doel dan de beoefening van de schietsport kan worden geducht.

3.8. De aanvraag tot toelating als gewoon of aspirant-lid wordt door de toelatingscommissie (de ballotagecommissie) behandeld. (zie art 12).

Artikel 4 – Lidmaatschapsbewijs.

4.1. Ieder lid ontvangt terstond na zijn toelating een lidmaatschaps­bewijs.
4.2. Het bewijs wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
4.3. Het betrokken lid dient op het bewijs zijn handtekening te stellen.
4.4. Het lidmaatschapsbewijs blijft eigendom van de vereniging en dient na het beëindigen van het lidmaatschap aan de vereniging te worden teruggegeven.
4.5. De leden worden in het bezit gesteld van de wijzigingsbladen met betrekking tot de statuten en reglementen.
4.6. Elke geconstateerde vermissing of beschadiging van enige zaak bij de vereniging in gebruik wordt geacht veroorzaakt te zijn door het lid dat de zaak het laatst heeft gebezigd of onder zijn berusting had, behoudens tegenbewijs door het betrokken lid.
4.7. De vereniging stelt zich niet aansprakelijk voor vermissing of beschadiging van zaken bij leden in gebruik.

Artikel 5 – Disciplinaire maatregelen.

5.1. Indien een gewoon lid handelt in strijd met de voor de oefeningen en wedstrijden geldende regels en gebruiken dan wel zich bij de activiteiten der vereniging onordelijk gedraagt, dan kan hij door het bestuur worden:

  1. gewaarschuwd.
  2. berispt.
  3. uitgesloten van deelneming aan oefeningen van de vereniging voor een periode van ten hoogste 6 maanden.
  4. uitgesloten van deelneming aan wedstrijden van de vereniging voor een periode van ten hoogste 6 maanden.
  5. uitgesloten van deelneming en bijeenkomsten der vereniging voor een periode van ten hoogste 6 maanden.
  6. geschorst voor een periode van ten hoogste 6 maanden.

5.2. De maatregelen voorgenoemd kunnen ook gecombineerd worden opgelegd
5.3. Tegen een of meer van bovenstaande opgelegde maatregelen staat het betrokken lid binnen een maand beroep open bij de raad van beroep (ballotagecommissie).
5.4. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter of diegene die hem vervangt, het lid van verdere deelname aan de betreffende oefeningen, wedstrijd of bijeenkomst uitsluiten. Tegen zodanige maatregel staat geen beroep open.
5.5. Bij herhaalde overtredingen of een zeer ernstige overtreding van de veiligheidsvoorschriften kan royement volgen zonder dat een teruggave van de reeds betaalde contributie mogelijk is.
5.6. Royement geldt voor het leven en er is geen beroep mogelijk.
5.7. Het in het vorige bepaalde laat onverlet de bij oefeningen en wedstrijden aan de leiding daarvan jegens het lid toekomende maat­regelen.

Artikel 6 – Ledenadministratie.

6.1. Door het bestuur en in het bijzonder door de secretaris wordt een goede ledenadministratie aangelegd.
6.2. De ledenadministratie bevat een kaartsysteem waar een pasfoto van het lid is vastgehecht en waarop alle van belang zijnde gegevens zijn of worden vermeld.

Artikel 7 – Introducés.

7.1. Het bestuur is te allen tijde bevoegd tot introductie van niet-leden.
7.2. De leden zijn bevoegd, onder hun verantwoordelijkheid, niet‑leden te introduceren, mits zij van het bestuur of de baanbeheerder vooraf­gaande toestemming daarvoor hebben verkregen.
7.3. De introducé dient het daarvoor ter beschikking gestelde formulier in te vullen.
7.4. Het bestuur kan zijn bevoegdheid tot het verlenen van toestemming delegeren aan een of meerdere bestuursleden.

DE ALGEMENE VERGADERING.

Artikel 8.

Voorstellen van de leden.

8.1. De leden kunnen voorstellen ter behandeling aan de jaarvergadering voorleggen.
8.2. Zodanige voorstellen moeten schriftelijk, door tenminste 10 gewone leden der vereniging ondertekend, uiterlijk 7 dagen voor de vergadering bij het bestuur worden ingediend.
8.3. Het bestuur voegt de voorstellen die voldoen aan de in lid 2 gestelde voorwaarden aan de agenda toe.
8.4. Indien een voorstel niet aan de in lid 2 gestelde voorwaarde vol­doet, is het bestuur wel bevoegd maar geenszins gehouden het aan de agenda toe te voegen.
8.5. Het in de vorige leden bepaalde is niet van toepassing op voor­stellen voor welker aanneming een gekwalificeerde meerderheid van de algemene vergadering vereist is.

Agenda.

8.6. Op de jaarvergadering wordt in elk geval aan de orde gesteld:

  1. De notulen van de vorige jaarvergadering en van de eventueel tussentijds gehouden buitengewone vergaderingen.
  2. Het jaarverslag van het bestuur over het afgelopen boekjaar.
  3. De balans en de staat van baten en lasten betreffende het afgelopen boekjaar, met het verslag van de kascontrolecommissie en van de deskundige indien deze aangewezen is.
  4. De begroting voor het volgende boekjaar.
  5. De vervulling van openstaande of in de vergadering openvallende vacatures in het bestuur, de commissie van beroep of door de algemene vergadering ingestelde commissies een en ander voorzover in die vacatures niet reeds door een buitengewone vergadering is voorzien.
  6. De benoeming van een kascommissie.
  7. De voorstellen die het bestuur op de agenda plaatst.
  8. De eventuele voorstellen van de leden.
  9. De rondvraag.

Kascommissie.

8.7. De kascommissie vangt haar werkzaamheden zo spoedig mogelijk aan.
8.8. Het bestuur is verplicht ten behoeve van het onderzoek van de commissie aan deze inzage van de boeken en bescheiden van de vereniging te geven, hun desgevraagd de kas en de waarden te tonen en alle door hen gewenste inlichtingen te verschaffen.
8.9. Het bovenstaande is van overeenkomstige toepassing op de kascommissie die benoemd zijn in de statuten.

Artikel 9.

Presidium en secretariaat.

9.1. Als voorzitter en secretaris van een door het bestuur bijeen­geroepen algemene vergadering treden de voorzitter en de secretaris van het bestuur of hun respectievelijke plaatsvervangers op.
9.2. Een door de leden der vereniging overeenkomstig het bepaalde bij art. c.9,lid 2 der statuten, bijeengeroepen algemene vergadering kiest zelf haar voorzitter en secretaris.
9.3. Indien, in de gevallen van de voorafgaande leden iemand tijdens de vergadering de hoedanigheid verliest op grond waarvan hij voorzitter of secretaris van de algemene vergadering is, blijft hij niettemin die functie uitoefenen tot na afloop van de vergadering, tenzij hij anders verkiest of de vergadering anders beslist.
9.4. De voorzitter der vereniging zit het bestuur der vereniging voor, de secretaris der vereniging voert daarin de pen en de penningmeester der vereniging ontvangt de aan de vereniging toekomende gelden, beheert de gelden der vereniging en betaald de door de vereniging verschuldigde gelden.
9.5. De voorzitter vertegenwoordigd de vereniging bovendien naar buiten toe.

Rooster van aftreding.

De leden van het bestuur treden ingaande de jaarvergadering van feb. 1988 periodiek af volgens onderstaand rooster:

Het eerste jaar: voorzitter.
   eventuele vice‑voorzitter.
   eventuele derde bijzitter.
Het tweede jaar: secretaris.
   eventuele eerste bijzitter.
   eventuele vierde bijzitter.
Het derde jaar: penningmeester.
   eventuele tweede bijzitter.
   eventuele vijfde bijzitter.

Artikel 10 – Voor beroep vatbare besluiten van het bestuur.

10.1. Alvorens het bestuur een besluit neemt waartegen ingevolge de statuten of een reglement beroep op de commissie van beroep openstaat, stelt het de betrokkene schriftelijk, onder opgave van redenen, van zijn voor­nemen in kennis en geeft het hem de gelegenheid naar aanleiding daarvan te worden gehoord, waarbij tussen de oproeping en het tijdstip waarop het lid wordt gehoord een termijn van tenminste 14 dagen moet liggen.
10.2. De betrokkene wordt in de gelegenheid gesteld op de zitting of op een nadere zitting getuigen of deskundigen voor te brengen.
10.3. De betrokkene mag zich doen bijstaan door een advocaat, die in de gelegenheid wordt gesteld de zittingen bij te wonen, de getuigen en deskundigen vragen te stellen en de nodige opmerkingen te maken en schrifturen in te dienen.
10.4. De behandeling geschied met zodanige voortvarendheid als met inacht­neming van het in de leden 1 tot en met 3 bepaalde mogelijk is.
10.5. Het in de leden 1 tot en met 3 bepaalde behoeft niet in acht te worden genomen indien het betreft een besluit tot ontzetting, uitsluitend gegrond op wanbetaling van aan de vereniging verschuldigde gelden, nadat het lid tot driemaal toe vergeefs een termijn van tenminste 1 week is gegund teneinde alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.
10.6. Het bestuur beslist uiterlijk zes weken nadat de zaak voor beslis­sing gereed ligt.
10.7. Het besluit van het bestuur is met redenen omkleed, een afschrift daarvan wordt onverwijld aan het betrokken lid alsmede, indien het lid zich heeft doen bijstaan van een advocaat, aan diens advocaat toegezonden.
10.8. Indien het bestuur het in lid 4 of het in lid 6 bepaalde niet in acht neemt, kan het betrokken lid zich beklagen bij de commissie van beroep. Indien de commissie het beklag gegrond acht, kan zij, hetzij aan het bestuur een termijn stellen of zodanige opdracht ter afwikkeling van de zaak geven als zij dienstig zal achten, hetzij de zaak aan zich trekken.
10.9. Betreft het een besluit tot ontzetting, dan is het betrokken lid, na de in het eerste lid bedoelde kennisgeving, gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep geschorst. Tenzij het bestuur een schorsing niet nodig acht dan wel de schorsing in de loop van de procedure of gedurende de beroeps­termijn, zolang geen beroep is ingesteld, opheft. Van een afwijzing van een door de betrokkene gedaan verzoek om opheffing staat hem binnen een maand beroep open op de commissie van beroep. Met een afwijzing staat gelijk het niet geven van een beslissing binnen 14 dagen nadat het verzoek geacht moet worden ter kennis van het bestuur te zijn gekomen.

Artikel 11 – Procedure van de commissie van beroep.

11.1. Het beroep wordt ingesteld door een tot de commissie te richten, door het lid dat in beroep komt ondertekend beroepschrift, dat:

  1. het bestreden besluit vermeld, met opgave van de datum waarop het gegeven is.
  2. de gronden bevat waarop het beroep wordt ingesteld.
  3. het verzoek inhoud het omstreden besluit te vernietigen en een afschrift van het bestreden besluit en een afschrift van het beroepsschrift wordt bijgevoegd.

11.2. De commissie hoort het bestuur of een vertegenwoordiger daarvan, en doet een afschrift van haar beslissing aan het bestuur en aan het bondsbureau van de KNSA toekomen.
11.3. Op grond van het niet in acht nemen van het in lid 2 bepaalde wordt geen niet ontvankelijk verklaring uitgesproken dan flat de commissie het betrokken lid heeft uitgenodigd het verzuim te herstellen en daaraan door het lid niet is voldaan.
11.4. Indien als gevolg van een omstandigheid die redelijkerwijs niet voor zijn rekening behoort te komen een lid verhinderd is geweest een beroep binnen de daarvoor in de statuten of dit reglement bepaalde termijn in te stellen, wordt hij niettemin door de com­missie in dat beroep ontvangen wanneer zij van oordeel is dat hij het heeft ingesteld zodra hem dat redelijkerwijs mogelijk was.
11.5. Hangende het hoger beroep ingesteld tegen een besluit tot ont­zetting kan, als het betrokken lid geschorst is, de commissie te allen tijde de schorsing opheffen. Wordt een besluit tot ontzetting vernietigden is het lid nog geschorst dan vervalt de schorsing van rechtswege en vindt voor zover mogelijk herstel in de vorige toestand plaats.

Artikel 12 – Commissies, werkgroepen en taken.

12.1. De algemene vergadering stelt uit de leden een toelatings­commissie in om het bestuur te adviseren omtrent de toelating van diegene die zich voor het gewone lidmaatschap van de vereniging hebben aangemeld.
12.2. De commissie stelt zich zoveel mogelijk op de hoogte van de antecedenten van het aspirant-lid en tracht zoveel mogelijk inzicht te krijgen in zijn persoonlijkheid, zulks voorzover vereist met het oog op het bepaalde in artikel 3. Inlichtingen in dit verband worden over het aspirant-lid echter niet ingewonnen, noch bij de overheid noch bij particulieren, zonder dat daaromtrent eerst overleg met hem is gepleegd en hij daarvoor zijn toestemming heeft gegeven. Weigering van medewerking aan het inwinnen van zodanige inlichtingen kan nochtans een reden zijn om het aspirant-lid niet als lid van de vereniging toe te laten.

Artikel 13 – Baancommandant.

13.1. Het bestuur wijst daartoe naar zijn mening in aanmerking komende leden aan om, volgens een daarvoor op te maken rooster, bij toer­beurt op te treden als baancommandant.
13.2. De baancommandant is tevens aangewezen als instructeur voor wat betreft aspirant-leden zowel als voor introducés.
13.3. De aangewezenen zijn verplicht de functie te aanvaarden en uit te oefenen, behoudens wettige verhindering, zulks ter beoordeling van het bestuur.

Artikel 14 – Wapencommissaris.

14.1. Als wapencommissaris en beheerder van de munitie zijn aangewezen dhr. GS Kneip en dhr. HTMG van Wenkop.
14.2. Tegen deze benoeming is geen beroep mogelijk.
14.3. De baanbeheerder kan geen bestuurslid zijn.

Artikel 15 – Het vermogen en het beheer daarvan door het bestuur.

15.1. De door de gewone leden verschuldigde gelden dienen door hen aanstonds na hun toelating en vervolgens telkens voor 1 december zonder korting of schuldvergelijking uit welke hoofde dan ook te worden voldaan aan de vereniging.
15.2. De voldoening geschiedt, ter keuze van het betrokken lid:

  1. Door betaling in kontanten in de handen van de penningmeester der vereniging.
  2. Doordat de penningmeester der vereniging daarover bij het lid beschikt.

15.3. De leden zijn verplicht bij de aanvang van het lidmaatschap op te geven welke van de hiervoor genoemde wijze van betaling zij verkiezen en een verandering in hun keuze tijdig aan de penning­meester kenbaar te maken.
15.4. Tot het in ontvangst nemen van betalingen in zijn handen houdt de penningmeester op vaste tijdstippen zitting.
15.5. Indien de betaling plaatsvindt d.m.v. overmaking per bank of giro, dient, voor risico van het lid, de overmaking zo tijdig plaats te vinden dat de kennisgeving van storting uiterlijk op de vervaldag in het bezit van de penningmeester is.
15.6. Bij aanvang of beëindiging ‑ om welke reden ook ‑ van het lidmaatschap in de loop van het boekjaar vindt geen vermindering of teruggave van het verschuldigde plaats, tenzij het bestuur anders bepaalt.

 

­